Gedicht 6/6
Axelle Daem
Geraardsbergen
Thuis
Bij avondval
fluisteren je muren me zachte woorden toe.
Elke schuilplaats en losse tegel zijn me vertrouwd.
Blindelings baan ik me een weg tussen scheve kaders en prullaria,
en herken ik welke schakelaar spant met welke lamp.
Bij ochtendgloren
word ik wakker gehuld in lakens van vervreemding,
verstrikt in de gordijnen van mijn gedachten.
Mijn thuis is een hotel zonder geheugen,
waar ik nu en dan te gast ben.
Tussen val en gloren
klooft het onderdak voor mijn zwervende liefde
door een overvloed aan naamloze kamers.
Het pendelen is een eindeloze reis,
Naar nergens