Gedicht 5/6

Eva Menschaert

Geraardsbergen

Mijn huis woonde hier

Rondtollend stof
blijft nazinderen.
Verdoofd en beroofd
ben ik
van mijn kinderen,
van mijn vier wanden
van mijn huis.
In mijn hoofd
geruis en gesuis,
gepiep en getier,
gebroken stenen,
gevels zonder muren,
kapotgeschoten buren,
geronnen bloed,
botten, benen, bommen,
maar het is de kilte van de stilte
die mij nu doet verstommen.

Geen dode zee, maar dodenstank
in een dode stad uit wiens kranen
geen water meer komt
maar bloed.
Een betonnen geraamte,
een labyrint vol lijken.
Het is kokhalzend kijken
naar een stenen skelet
waar een tank zich door de vijfhonderdste living boort,
en passant mijn familie vermoordt,
nonkels, neven, nichten in een straat van ontbinding,
en zo de vierde wand verstoort.
‘Hier woont niemand’, sprak een wapendrager in camouflage.
Niemand is mijn naam
en nergens is mijn huis.

Weg familie, weg façade,
dag naamloze nomade,
waar moet ik heen?
Shukran voor de kogels en de teringthee!
Shukran voor het bodemloos verdriet,
de holte in mijn hart
en de granaat in mijn straat.
Mijn huis woonde hier,
mijn huis, mijn thuis, dat zieke dier
dat ik zo graag zag.

Stem hier voor jouw favoriete gedicht