Gedicht 4/6
Maaike Afschrift
Oosterzele
Hierin te wonen
Steeds vaker zijn we het eens
mijn lijf en ik, trekken we
dezelfde maat aan, kraken
op hetzelfde andante tempo.
Onze plooien hebben we stilaan
gladgestreken, in volle groei
al wat krom en scheef was recht
geschonken. Geen woorden meer
die ons verdelen, alle taboes
vriendschappelijk gesneuveld,
kritische blikken aangekleed
met een mantel der liefde.
De bochten waarin we ons wrongen
kronkelen nu in bedaarde wellust,
ons samenspel bevrijd, buik en hoofd
aan hetzelfde tedere zeel
uitgestrekt tot een plek om te wonen.
Kom naar huis, volg je verdriet
en berg je pijnen in mijn warmte,
sprak je me toe – en ik luisterde.
We willen niets meer zo nodig
of toch heel erg elkaar vinden en
roerend eenstemmig door
dezelfde deur thuiskomen.